Twee onbalansen (hier voorgesteld als pijlen) kunnen dezelfde grootte en hoekpositie hebben en even ver van het zwaartepunt verwijderd zijn. Dezelfde toestand ontstaat bij een enkele, dubbel zo grote, onbalans die in het zwaartepunt, dus hier in het midden van de rotor, werkt. Als men een dergelijke rotor zou lageren op twee snijvlakken, dan zou hij net zo lang uitpendelen tot de "zware plaats" naar beneden wijst. Deze onbalans werkt dus ook zonder rotatie; daarom noemt men hem "statische onbalans". Hij zorgt voor een verschuiving van het massamiddelpunt uit het geometrische midden, waardoor de rotor tijdens bedrijf parallel ten opzichte van zijn rotatieas trilt.
Een statische onbalans moet in het zwaartepuntsvlak gecompenseerd worden. Daarvoor wordt op de "zware plaats" materiaal verwijderd of ertegenover aangebracht. De correctie van de statische onbalans komt zeer vaak voor bij schijfvormige rotoren. Voor het balanceren zijn daarom vooral vertikale balanceermachines geschikt.